Groeiseizoen

Na zesenzestig dagen droogte begon het dit weekend uiteindelijk te regenen.
Nu toch al enkele dagen.
Maar – helaas – nog niet met volle overtuiging.
Een miezervierdaagse die eruitzag alsof die tegen zijn zin naar buiten was gestuurd.

Mijn droge regenwaterput – tienduizend liter capaciteit – kreeg er tien miezerige litertjes bij.
Eén promille hoop.
Tot ik het toilet doortrok.
Toen stonden we weer droog.

Vanuit de keuken keek ik naar mijn perenboom.
Een boom is veel gezegd. Het is eerder een tak met ambitie. Of zonder, zelfs.
We plantten hem tijdens corona, zoals zoveel mensen dingen in de grond staken toen de lucht niets opleverde.

Eén peer gaf hij vorig jaar.
Een minipeertje.
Zoiets als een begroetingskus van iemand die je eigenlijk niet kent.

En nu?
Hij leeft nog.
Hij heeft blaadjes.
Maar van groei is geen sprake.
Hij staat er gewoon.
Zoals sommige mensen dat ook doen: beleefd aanwezig zijn, zonder toegevoegde waarde.

Misschien heeft hij ook tien liter gekregen.
Misschien heeft hij alles meteen opgebruikt door gewoon rechtop te blijven staan.
Misschien is dat al meer dan je mag verwachten.

We geven water.
We wachten.
We verwachten fruit.
En als het er niet komt, noemen we het klimaat.
Of beleid.
Of gewoon: pech.

Ik weet niet wat erger is:
een boom die niets geeft,
of een boom die één peer geeft.
Eentje die je herinnert aan wat er had kunnen zijn,
als de omstandigheden anders waren.
Als de hemel het iets beter met je voorhad.

Maar de hemel werkt anders.
Die geeft na twee maanden droogte een scheut die net genoeg is om je verwachtingen weer aan te zetten.
Niet om iets te voeden, wel om je eraan te herinneren dat je het blijkbaar nog altijd verwacht.

Misschien is dat wat klimaatverandering écht betekent:
geen ramp, geen zondvloed,
maar eindeloze beleefdheid van alles wat niets meer wil geven.

En ik,
ik blijf kijken.
Naar iets wat niet doodgaat.
Maar ook nooit iets opbrengt.

Bij deze site krijg je wat koekjes. Geïnteresseerd in de ingrediënten? Lees de cookie policy.